Nieuwe richtlijnen kunnen grote effecten hebben op de aanvragen van radiologische onderzoeken in de ziekenhuizen. Het bestuur van de NVvR streeft naar meer inzicht in de consequenties van een richtlijn op het aantal onderzoeken en een overzicht van de richtlijnen gezamenlijk. Dat inzicht is de eerste stap voor onderbouwing van de capaciteitsbegroting van radiologen, laboranten en apparatuur in het ziekenhuis.
Het NVvR-bestuur vraagt de gemandateerde NVvR-vertegenwoordigers in de richtlijnwerkgroepen om aandacht te hebben voor de impact op het radiologisch werk. Dit sluit aan bij de Strategische visie NVvR '21-'30 zoals de zichtbaarheid van de radioloog en de noodzakelijke (her)allocatie van mensen en middelen. De afgelopen maanden is bij vier richtlijnen in autorisatiefase vastgesteld dat ze leiden tot een toename van CT- of MR-onderzoeken.
Impact op het radiologisch werk
Kwaliteit van zorg is het uitgangspunt bij de ontwikkeling van multidisciplinaire, evidence based richtlijnen en de verschuiving van conventionele beeldvorming naar CT en MR is een bekende trend. Voor implementatie van elke richtlijn is het echter belangrijk om de impact te kennen en mee te nemen in de externe productie-afspraken met zorgverzekeraars en de interne begroting en toekenning van mensen en middelen. Hieronder volgen vier recente voorbeelden. Een ander voorbeeld, dat nog steeds actueel is, is MRI bij verdenking op prostaatcarcinoom.
De richtlijnen waaraan vanuit de NVvR is deelgenomen zijn in de verschillende fasen (ontwikkeling, commentaar, autorisatie) via nieuwsberichten onder de aandacht gebracht. Na autorisatie door alle betrokken wetenschappelijke verenigingen volgt publicatie in de Richtlijnendatabase.
Richtlijnen met beperkte impact
Drie van de vier richtlijnen, die de afgelopen maanden ter autorisatie zijn aangeboden, betreffen Musculoskeletale radiologie, te weten 'Distale radiusfracturen', 'Schouderprothesen' en 'Anterieure kniepijn'. De gemandateerde vertegenwoordigers vanuit de NVvR in de richtlijnwerkgroepen verwachten een beperkte impact van deze richtlijnen op de productie in de praktijk. Zo vinden in de meeste ziekenhuizen op indicatie al aanvullende CT-onderzoeken plaats bij distale radiusfracturen, zal het aantal schouderprotheses door vergrijzing en verruiming van de medische indicatie met bijbehorende beeldvorming iets toenemen en wordt de patiëntengroep voor de richtlijn anterieure kniepijn wat verruimd. Toch is het goed om deze ontwikkelingen in de eigen productie te monitoren, want de optelsom van aanpassingen in richtlijnen kan voelbaar worden.
Richtlijn met grote toename CT (en MR)
Eén richtlijn, die ter autorisatie is aangeboden, betreft Cardiovasculaire radiologie. Daarvan leidt de module 'Diagnostiek bij stabiele angina pectoris zonder bekend coronairlijden' tot een grote toename van CT-onderzoeken. Met deze module wordt afscheid genomen van een inspannings-ECG als eerste test. Bij een hoge voorafkans wordt een functionele test geadviseerd (stress MRI, stress echografie, SPECT of PET-CT). Bij een lage voorafkans, nadat een calciumscore is bepaald (>0) en een mediaire voorafkans wordt als eerste beeldvormende test een CT coronairen gemaakt. Samengevat verwacht de richtlijnwerkgroep een mogelijke toename van 70.000 CT coronairen, waarvan circa 50.000 door deze module. Implementatie van deze richtlijn in de praktijk vraagt ten minste om een interne verschuiving van budgetten en waarschijnlijk een externe budgetuitbreiding. De onderbouwing staat als volgt beschreven in de Bijlage Implementatie:
Naar schatting komen jaarlijks 188.500 patiënten in aanmerking voor aanvullende diagnostiek. Met de aanbevelingen uit deze module wordt bij 35% ingeschat dat er sprake is van een zeer lage voorafkans. Bij deze groep wordt in principe geen verdere beeldvorming ingezet. Bij 123.500 (65%) wordt op basis van de voorafkans, een kalkscore (mogelijk gevolgd door een CTCA), CTCA, functionele beeldvorming of invasieve coronair angiografie ingezet. Gezien de inschatting van de voorafkans uit de nieuwe ESC-richtlijn zal naar verwachting een groot deel van de patiënten in de intermediaire voorafkans groep vallen. De rol van CTCA in het diagnostisch proces neemt dus toe. Het aantal benodigde CT-scans zal naar verwachting toenemen tot maximaal 106.450 (inclusief 20.000 voor rule-out, en andere indicaties voor cardiale CT, bijvoorbeeld voorafgaand aan hartklepchirurgie of diagnostiek cardiomyopathie). Hiermee is een landelijke toename van circa 70.000 CTCA-onderzoeken (circa 285%) te verwachten, waarvan circa 50.000 voor patiëntengroep beschreven in deze module.